Het kabinet wil een brede aanpassing van de regelgeving rond de arbeidsmarkt en zelfstandigen. In een hoofdlijnenbrief wordt de uitwerking van de maatregelen geschetst. We geven u een selectie uit de thema’s die in deze zeer uitgebreide brief aan bod komen.
Oproepcontracten
Oproepcontracten (zoals nulurencontracten en min-maxcontracten) bieden werknemers weinig zekerheid. De onzekerheid binnen het oproepcontract heeft twee verschillende onderdelen: inkomensonzekerheid en roosteronzekerheid. Het kabinet kiest ervoor om oproepcontracten in hun huidige vorm af te schaffen, met een nog uit te werken uitzondering voor scholieren en studenten.
Uitzendcontracten/Terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
Uitzendkrachten hebben, naast oproepkrachten en werknemers met een kort tijdelijk dienstverband, het grootste risico om werkloos of inactief te raken. Daarnaast hebben ze, naast oproepkrachten, de minste kans om door te stromen naar een dienstverband voor onbepaalde tijd. Er komen regels om de werkzekerheid van uitzendkrachten te verbeteren. Ook komt er een certificeringsstelsel voor terbeschikkingstelling op de arbeidsmarkt.
Ketenbepaling
Het kabinet wil voorkomen dat structureel werk in permanente tijdelijkheid wordt ingevuld. Permanente tijdelijkheid van werk bij dezelfde werkgever wordt onmogelijk, behoudens uitzonderingen. Een keten van contracten begint niet opnieuw na een tussenperiode, maar al het voorgaande werk is onderdeel is van de keten.
Gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen
De ongelijke behandeling van verschillende contractvormen in arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit vormt in bepaalde gevallen een oneigenlijke prikkel om werk buiten loondienst te (laten) verrichten en resulteert in verschillen in bijdrages aan sociale zekerheid en belastingdruk. Het is daarbij afhankelijk van de onderhandelingsmacht van partijen of de (korte termijn) voordelen van de fiscale behandeling en lagere sociale afdrachten toevallen aan de werkende, of dat dit voordeel toevalt aan de werkgevende partij. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat de behandeling van werkenden, ongeacht de contractvorm, gelijker wordt.
Meer duidelijkheid over de beoordeling van arbeidsrelaties; ondersteuning rondom opeisen rechtspositie
Het kabinet wil naar het verder verduidelijken van het begrip “gezag”. Dit omdat gezag (het werken in dienst van een ander) het voornaamste criterium is waarover onduidelijkheid kan bestaan rondom de beoordeling van arbeidsrelaties.
Ook vindt het kabinet dat rechtsvermoedens, het omdraaien van de bewijslast voor de vraag of een arbeidsovereenkomst bestaat, voor (kwetsbare) werkenden kan bijdragen aan het effectief en juist kwalificeren van arbeidsrelaties. De werking van een rechtsvermoeden rondom de beoordeling van arbeidsrelaties, betekent in de praktijk dat als de werkende kan bewijzen bij de groep te horen voor wie het rechtsvermoeden geldt, die werkende het rechtsvermoeden kan inroepen en een arbeidsovereenkomst kan opeisen. Het is vervolgens aan de werkgevende om te bewijzen dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Het vergroten van de effectiviteit van toezicht en handhaving
De beoordeling van arbeidsrelaties en de daarbij behorende correcte bijdragen/afdrachten zijn van belang voor de houdbaarheid van ons sociale stelsel. De handhaving van de Belastingdienst wordt versterkt en het handhavingsmoratorium wordt uiterlijk per 1 januari 2025 opgeheven. Dit jaar al zal de beschikbare capaciteit worden vergroot. Het opheffen van het handhavingsmoratorium moet er toe leiden dat opdrachtgevers en zelfstandigen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en hun arbeidsrelaties tegen het licht houden om te bezien of deze wel voldoen aan het wettelijk kader. Na een handhavingsmoratorium van meer dan zes jaar, waarin onvoldoende aandacht was voor het juist kwalificeren van arbeidsrelaties, waarin vrijwel niet is gehandhaafd en werkenden bijna geen risico liepen op een correctie, is dit een grote verandering. Deze verandering wordt echter noodzakelijk geacht. Door de datum van tevoren aan te kondigen, kunnen partijen deze overgangsperiode gebruiken om indien nodig hun arbeidsrelatie anders in te richten.
Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (AOV)
Er komt een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen die zorgt voor bescherming van alle zelfstandigen tegen het risico op inkomensdaling bij arbeidsongeschiktheid. Gebleken is dat er meer mogelijk is dan een verzekering alleen voor de zelfstandige inkomstenbelasting-ondernemers. Ook resultaatgenieters, meewerkende partners en directeur-grootaandeelhouders kunnen worden opgenomen in de kring van verzekerden. Het kabinet verwacht dat uitvoering van de verplichtstelling op zijn vroegst kan aanvangen per 2027.
Let op:Het kabinet streeft ernaar om uiterlijk begin 2023 besluiten te nemen over de invulling van maatregelen die werkgeverschap aantrekkelijker maken en wendbaarheid van ondernemingen vergroten. In diezelfde periode verwacht het kabinet met concrete wetsvoorstellen te kunnen komen voor het beter reguleren van flexibele contractvormen.